De wereldgodsdienst van het christendom volgens Jan van Rijckenborgh

Wanneer we de voorchristelijke wereldgodsdiensten bezien, ontdekken wij hoe haar werkzaamheid als grotere celstructuren steeds weer verglom, steeds meer gebonden werd door de vijandschap en de haat. Hoe het tenslotte steeds nodig werd, dat weer een nieuwe wereldgodsdienst de taak van de vorige op zich nam, teneinde de aanvallende opdracht te kunnen voortzetten.

Bij de komst van de grote celstructuren zijn het steeds grote, hoogst gecultiveerde entiteiten, die de stuw geven aan de kleine cellen van lagere esoterische werkzaamheid, die in samenhang met de grote celstructuren hun taak verrichten, overeenkomstig de opdracht. Zij zijn minder ontwikkelde en ook nederige en eenvoudige dienaren, die als promotor optreden.

Bij de komst van het christendom zien wij niet slechts een nieuwe werkzaamheid in de keten van de godsdiensten naar voren komen, doch het proces van de stofwisseling zou na en door de zending van Jezus Christus geheel en al anders worden.

We weten dat in Jezus de Christus geen mens, geen verheven adept, door het hiërofantale lichaam werd gezonden in het dialectische organisme, doch een bovenaards wezen, een god; de Christus kwam tot ons om de leiding van de nieuwe celstructuur op zich te nemen. Om dit werk te kunnen verrichten verinnigde hij zich geheel en al met onze mensheid, door volkomen neer te duiken als mensenzoon, dat wil zeggen dat hij door de geboorteschoot van Maria ging, om als één van ons, als Jezus van Nazareth op te waken in de tijd.

Op deze wijze verinnigde Christus zijn goddelijke hiërarchie met de menselijke dialectische en satanische hiërarchie, en hij voltooide dit werk door zijn leven te geven op Golgotha, daarmee al zijn krachten spreidende in onze organische sfeer.

Zo, door deze offerande Christi, zijn alle dingen letterlijk nieuw geworden. Want de nieuwe celstructuur, door Jezus Christus geleid, kan door het dialectische organisme niet meer worden afgeschud. Er is een bloedsverbondenheid tussen de mens en de mens Jezus, die de Christus werd en was. Daarom zullen wij na het christendom geen andere godsdienst zien oprijzen aan de kimmen van het leven.

In de Christus is de hiërofantale wereldgeschiedenis tot haar hoogste en meest lichtende top gekomen. Terwijl de dialectische wereld ligt te stuiptrekken en tot een walgelijke ontreddering is verzonken, terwijl onze wereld naar haar aard tal van vuur- en water-karikaturen demonstreert, staat de hiërofantale wereldgeschiedenis gedurende de laatste zevenhonderd jaar in het teken van Christiaan Rozenkruis.

In Christus wordt het kruis, dat de lichthiërofanten en hun dienaren voor ons van de grondlegging van de wereld gedragen hebben, tot een kruis waarom rozen zich strengelen gaan. De rozen van geluk, de rozen van reine vreugde, de symbolen van een verheffing uit de loden omstrengeling.

Bron:  Het Universele Pad van Jan van Rijckenborgh