De mysteriën van Krishna – hoofdstuk 7 van ‘De grote omwenteling’ – hoeksteenserie 3

 

BESTEL DE GROTE OMWENTELING

Achttien van de talloze toespraken die Jan van Rijckenborgh, de stichter van de Internationale School van het Gouden Rozenkruis in de jaren vijftig van de vorige eeuw heeft gehouden zijn door Catharose de Petri (fakkeldrager van het Rozenkruis 22) verzameld, geredigeerd en bijeengebracht in het boek ‘De grote omwenteling’. Die uitgave is het derde deel van de zesdelige hoeksteenserie. Hieronder volgt hoofdstuk 7 met de titel ‘De mysteriën van Krishna’.

Wij kunnen uit oude overleveringen der mysteriën lezen van kleine en grote lichtbrengers, die te juister tijd in de wereld verschenen om de mensheid, wier goddelijk bewustzijn volledig verduisterd was, en in tijdsomstandigheden volledig daarmee in overeenstemming, de reddende hand te reiken, teneinde haar voor verder afglijden te behoeden.

Een van deze grote goddelijke lichtbrengende boodschappers was Sri Krishna, die ongeveer vijfduizend jaren geleden heeft geleefd. Omstreeks die tijd moet zijn grootse en onvergankelijke openbaring hebben plaatsgevonden.

Bestuderen wij zijn levensgeschiedenis in de schier ontelbare boeken en verhalen die over hem bestaan, dan kan men hem terecht aanduiden als de grootste leraar van de Hindoes en tevens als gelijkwaardig aan alle grote wereldleraren. Al hetgeen wij van hem lezen komt ons zeer vertrouwd voor, waarschijnlijk omdat de gehele levensgeschiedenis van deze Heiland van voor vijfduizend jaren geheel gelijkluidend is aan die van Jezus de Heer.

De overeenkomst is zo frappant, dat de mysteriën van Krishna ons een overweldigend bewijs leveren van de universele taal, die maar één sprake heeft, en van de volkomen gelijkgestemde taak van alle grote wereldleraren. In dit verband dienen wij dan ook zeer terecht te spreken van Universele Leer. Deze leer is niet oud en niet jong, deze leer is steeds, zoals Jezus zegt: ‘Gisteren en heden dezelfde’. De begrensdheid van alle zogenaamde christelijke theologie treedt klaar aan het licht, wanneer wij haar Christusopvatting vergelijken met het universele Christusbemoeien.

Het woord van Jezus de Heer tot zijn leerlingen: ‘Eer Abraham was, ben ik’ wordt letterlijk bevestigd bij bestudering van het leven van Krishna. De Krishna van vijfduizend jaren geleden en de Jezus van omtrent tweeduizend jaren geleden zijn als manifestatie Gods één en dezelfde.

Er wordt ons verhaald dat Krishna, evenals Jezus de Heer, uit een maagd geboren werd. Ook Krishna werd geboren in een grot of stal en zijn geboorte werd, evenals die van Jezus de Heer, aangekondigd door een ster. Ook na Krishna’s geboorte werd een kindermoord bevolen om hem van de aarde te doen verdwijnen, en ook hij volbracht wonderbaarlijke genezingen. Hij stortte zijn bloed voor de mensheid en wordt, evenals Jezus, afgebeeld hangende aan een kruis. Ook hij daalde neer in de hel, stond na zijn dood op en voer ten hemel. De namen Krishna en Christus hebben dezelfde strekking. Christus wordt de goede herder genoemd, Krishna de herder. Ook Krishna werd verzocht van de duivel; hij beleefde, evenals Jezus, een verheerlijking; ook hij hield een Bergrede en is een figuur in wonderbaarlijke visvangsten. Zoals Jezus gehuldigd werd door de publieke vrouw Magdalena, zo kunnen wij een dergelijk geval eveneens lezen van Krishna.

Aldus zijn er talloze vergelijkingen te trekken, die iedere veronderstelling van een toevallige samenloop naar het rijk der absurditeiten doet verhuizen. Ook de oppervlakkige gevolgtrekking, als zou het evangelie uit oudere geschriften gekopieerd zijn, zal door ieder die enige kennis van esoterie heeft, volledig worden afgewezen.

Er is hier door de bestudeerder maar één conclusie te trekken, namelijk dat er door alle tijden heen slechts één onveranderlijke boodschap tot de mensheid wordt overgedragen. Deze ene onveranderlijke boodschap verandert slechts van kleur en vorm, idee en vibratie als dialectische mensen – hoewel volledig te goeder trouw, doch niet in staat tot het juiste begrip der dingen door te dringen – zich met deze lichtboodschap willen belasten en deze vol ijver willen doorgeven.

Een van de eerste taken van iedere leerling ener bonafide Geestesschool is wel dat hij zich moet losmaken van iedere ras- en volksgodsdienst, van iedere cultuurgodsdienstigheid. De leerling moet niet specifiek oosters of westers gericht zijn. Hij moet staan in het universele, in de goddelijke sprake zelf. Aan zulk een leerling zal het dan ook vergund zijn iedere grote wereldleraar te ontdekken en te verstaan als ‘gisteren en heden dezelfde’, waardoor hij nimmer tekort zal schieten in eerbied en dankbaarheid, voor welke wereldleraar ook.

Kunt u nu zo het christen-zijn beleven, dan weet u zich altijd universalist, en nimmer een sektariër. U krijgt dan openheid voor de grote instroming van goddelijke genade, die de gevallen aarde omgeeft in liefdevolle koestering, waarin u de mogelijkheid geboden wordt iets te verstaan van de mysteriën van Krishna, om vervolgens deze mysteriën, als die van Christus, innerlijk te beleven. Wij hopen zeer dat u deze sprake zult verstaan tot in al uw bloedsvezelen.

Het grote universele mysterie vindt zijn basis in het feit dat er een mogelijkheid is voor ieder mensenkind, zich uit de poel der verschrikking en zonden op te heffen en terug te keren tot het Onbeweeglijk en Onvergankelijk Koninkrijk. Dat is het primaire mysterie, de primaire kern, waaromheen alles wentelt. Wat zou een verzonken mens aan alle goddelijke verhevenheid en majesteit hebben, indien er geen mogelijkheid, geen weg was, zich tot dit mysterie op te heffen?

Daarom ligt het in onze bedoeling u over dit universele mysterie te spreken, opdat wij dit met elkaar zullen ontdekken en klaar en helder voor ons zien. Bereiken wij dit, dan ligt de weg des heils voor u open en hebben wij onze taak vervuld: wij hebben u dan verbonden met het onvergankelijkste dat u hier geschonken kan worden.

Het bloed en het automatische zenuwstelsel worden beheerst en overheerst door de astrale kracht van deze planeet. Deze astrale kracht is de meest gedegenereerde, de meest verzonken kernkracht der dialectische natuur.

Naar de ene zijde sleept dit planetaire astrale fluïde de spinale kracht met zich mee, en u weet dat de spinale kracht de basis voor het bewustzijn en de mentaliteit is. Naar de andere zijde controleert de astrale kracht alle ethers en houdt zo alle vorm in stand.

Als een leerling enige studie van deze levenssituatie maakt, zal hij tot de ontdekking komen dat hij alleen door middel van een nieuwe astrale kracht gered kan worden. Door zulk een nieuwe astrale kracht wordt hij in staat gesteld zijn denken op te heffen tot het begripsomvatten van het goddelijke doel. Als het begripsomvatten aanwezig is, komt het handelingsleven daarmee in overeenstemming en dit is weer voorwaarde om de vier heilige spijzen, die de leerling uiteindelijk tot een totale regeneratie voeren, te kunnen assimileren.

Dit is de weg die iedere vrije bouwer dient te gaan om het goddelijke doel te naderen. En het is op deze wijze dat het reddende astrale fluïde ons door de Universele Broederschap gereikt wordt. Om dit reddende astrale fluïde op de juiste wijze onlosmakelijk in onze levenssfeer te brengen, zijn door de eeuwen heen grote wereldleraren onder ons verschenen. In goddelijke regelmaat volgden zij elkaar op, om de grote stroom van genade te onderhouden en in de juiste ‘baan’ te houden.

Deze groten van geest kwamen niet alleen om leringen te brengen, te spreken en te schrijven. Neen, hun opdracht en hun zending lagen onder meer hierin de heilige ethersubstantie intact te houden voor die mens, wiens heilige ernst het was zijn voeten te richten op de weg des vredes, om zo de eeuwige deuren van het nieuwe leven te vinden.

Zij, de groten, waren er dus niet ten dienste van de dialectische mens, doch zij kwamen, zoals van Jezus wordt gezegd: ‘als een die dient in en voor het Koninkrijk Gods’, als daders van het eeuwige woord.

Dit is toch voor u aannemelijk? U weet toch dat in een verzonken en verdorven levensmilieu een reine kracht zich niet lang staande kan houden? En daar het zondeleven van de mensheid in de wereld der dialectiek een statische toestand is, kan men zich voorstellen dat een reddende kracht zich uit deze donkere aardekrocht spoedig zou terugtrekken, als daar niet brandpunten waren waarop zij zich richten kan.

Daarom wordt deze reddende en bevrijdende kracht steeds opnieuw bevestigd in onze duisternis, in een voor het menselijke bewustzijn onbegrijpelijke liefde, opdat toch vooral ieder die het pad van heiligmaking wil gaan – onverschillig of hij vijfduizend jaar dan wel tweeduizend jaar geleden leefde, dan wel in het heden leeft – van het grote universele mysterie tot zijn eeuwige heil gebruik kan maken.

Als u tot het juiste omvatten hiervan bent doorgedrongen, zult u kunnen begrijpen waarom in de heilige taal van het christendom Lucifer naast Christus geplaatst wordt. Lucifer is namelijk het symbool van de astrale kracht der natuur, waarin niet de reddende substantie aanwezig is. Daar Christus uitsluitend het reddende levensprana uitstraalt, is Hij de nieuwe Morgenster, die ons het manna des levens komt reiken. De reddende astrale kracht van de Universele Broederschap, die steeds weer tot ons wordt overgedragen, wordt daarom terecht aangeduid als bloed, als een bloedoffer. Daarom is het ook letterlijk juist dat er wordt gezegd: ‘Het bloed van Jezus Christus reinigt ons van al onze zonden.’

De astrale kracht heeft binding met het bloed en met het sympathische zenuwfluïde. De grote toegangspoort voor de astrale kracht is het hart, niet slechts symbolisch of filosofisch, doch ook anatomisch, fysiek. Wordt er dus gezegd dat wij ons hart moeten wegschenken aan Hem die de Heer van ons leven is, dan kunnen wij begrijpen waarom dit zo dringend van ons verlangd wordt. Doch het is ook belangrijk dat de leerling weet op welke wijze hij zijn hart moet openen voor het reddende prana Gods. Want eerst dan is het zeker dat deze goddelijke levenskracht opgenomen wordt in het bloed en in het gehele levensstelsel van de kandidaat. De gevolgen daarvan zullen dan zeker niet lang uitblijven.

In de mysteriën van Krishna ontwikkelde zich een gesprek tussen de priester-ingewijde en de kandidaat. Als de leraar sprak: Wie klopt aan de deur?, dan antwoordde de leerling hem: De goede herder. En als hij voorts vroeg: Wie ging aan u vooraf?, dan luidde het antwoord: De drie rovers. Als dan vervolgens nog werd gevraagd: ‘Wie volgt u?’, dan antwoordde de kandidaat prompt: De drie moordenaars.

Een leerling die uit de diepten van zijn levensworsteling het reddende prana oproept, klopt aan de deur. Hem wordt dan geantwoord dat hij de reddende astrale kracht zal ontvangen, mits het zeker is dat hij het fluïde des heils zal beheren als een goede herder. De Universele Broederschap biedt deze zekerheid indien de leerling zelf er diep van doordrongen is dat aan hem «drie rovers» zijn voorafgegaan. Hiermee wordt bedoeld dat zijn drie heiligdommen – hoofd, hart en bekken – door de wezenswerkelijkheid der zonde werden geschonden en van hun ware sieraden beroofd. Daarom is de mens van nu nog slechts een schim van zijn vroegere heerlijkheid.

Als de leerling dit kan inzien, zal hij ook begrijpen dat de drievoudige onheilige tempel, die van deze roof het gevolg is, totaal moet worden afgebroken en dat hij dus een drievoudige dood der natuur zal moeten sterven. Daarom moeten op de roep om hulp de drie moordenaars volgen, die het proces van transfiguratie met zich dragen.

Hierin ligt de sleutel tot het universele mysterie «dat gisteren en heden hetzelfde was», en in de zo veelvuldig gebruikte term: ‘Is de leerling klaar, dan is de meester daar’. Als u waarlijk het pad van het universele mysterie wilt gaan en u weet dat dit pad de transfiguratie inhoudt, dan wordt ook voor u het woord waar: ‘Klop en u zal worden opengedaan, zoek en ge zult vinden.’ Het gesprek dat de priesteringewijde dan met zijn kandidaat zal voeren, zal overvloedig blijk geven van uiterst heilzame en bevrijdende gevolgen.

Daarom hopen wij innig dat u op de juiste wijze hebt mogen verstaan dat de reddende Godsstroom, het reddende astrale fluïde, tot op dit uur in het voortdurende offer der groten wordt onderhouden.

Op dat reddende astrale fluïde wordt ook gedoeld in de symbolische Godsrivier van het Nieuwe Jeruzalem, met andere woorden: het mysterie van Krishna van vijfduizend jaren her en het mysterie van Christus van tweeduizend jaren geleden, zal ook het mysterie zijn van de komende tijden. Zolang er nog gevallen mensenzielen in de wereld der dialectiek ronddolen, zal dit universele mysterie zijn kracht uitstralen.

In de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis gaat het erom de twee astrale krachten in deze wereld goed te leren onderscheiden. De leerling moet de ene kracht volledig tenietdoen en de binding ermee geheel verbreken, en de andere kracht moet hij, door zich vrij te maken van het oude, naderen, om er zodoende binding mee te verkrijgen. U moet voor uzelf een weg weten vrij te maken om de ene ware Weg te vinden. Daartoe dienen de kleine mysteriën: om het ene grote mysterie te vinden en te consolideren.

Er is een astrale kracht van de planetaire natuur en er is een astrale kracht die, vreemd van deze natuur, door de Universele Broederschap in deze natuur wordt onderhouden, opdat een ieder met behulp hiervan het Vaderhuis terug zal kunnen vinden. Iedere hiërofant van de goddelijke astralis wordt ‘de goede schaapherder’ genoemd, en eveneens ‘de deur’. ‘Ik ben de deur der schapen’, zegt Christus, ‘en wie deze, mijn deur ingaat, vindt de weg, de waarheid en het leven’.

Wij zouden u tot slot nog willen zeggen dat u deze universele mystieke wijsheid toch vooral moet verstaan als een diep geheimenis, als een werkelijk mysterie. Het offer van Krishna van vijfduizend jaren geleden is niet voldoende gebleken om de dolende mensheid te redden. Het offer van tweeduizend jaren geleden van Christus evenmin. Daarom zijn er vele hiërofanten met scharen helpers tot op dit uur werkzaam om het wezen van het offer Christi in stand te houden.

Voor de mens die waarlijk uit de versterving gered wil worden, moet dus dit het primaire probleem zijn: Hoe maak ik binding met het reddende astrale fluïde en daardoor met het goddelijke spinale fluïde? Daaruit vloeit dan de juiste assimilatie van de vier heilige spijzen voort.

Dat is het primaire probleem voor iedere leerling die het pad wil gaan. Bij de oplossing hiervan wil de Geestesschool u gaarne helpen. Wilt u deze hulp gebruiken, dan zal het nodig voor u zijn dat uw ziel stil wordt in de openheid van het universele Godsbemoeien. Dan wordt u afkerig van de bedrieglijke schijn der wereld en ziet u in dat het goud dezer aarde zonder enige waarde is.

Doch naarmate de ziel stiller wordt, verneemt u steeds helderder de universele taal, die boven tijd en ruimte verheven is, en weet u dat de eeuwige waarheden, evenals Christus en Krishna, gisteren en heden dezelfde waren.

Bron: De grote omwenteling door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

BESTEL DE GROTE OMWENTELING

LEES MEER OVER DE HOEKSTEENSERIE

Eén gedachte op “De mysteriën van Krishna – hoofdstuk 7 van ‘De grote omwenteling’ – hoeksteenserie 3

Reacties zijn gesloten.